John van Zuijlen.nl

Een abonnement op de plaatselijke krant voor ‘onze jongens in Indië’

In de maand augustus wordt stilgestaan bij veel gedenkwaardige gebeurtenissen uit het verleden: de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, de overgave van Japan en het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indonesië door Soekarno en Hatta. En dan is er altijd ook weer de terugblik op de politionele acties met alle daaraan verbonden gewelddadigheden. Met dat verleden is nog niet afgerekend.

Vanaf maart 1946 waren er weer Nederlandse soldaten actief in Nederlands Indië. Zij vervingen de Britten. Eerst stuurden we ‘oorlogsvrijwilligers’ daarna twee lichtingen dienstplichtigen. En al werd de aanduiding ‘oorlog’ angstvallig vermeden door de autoriteiten, de soldaten bevonden zich vanaf het begin weldegelijk in een oorlogssituatie. In ieder geval tijdens de politionele acties van juli/augustus 1947 en december/januari 1947-48. Natuurlijk waren ook Osse jongens opgeroepen om in Indië te gaan vechten. En het thuisfront zal over hun welzijn zeker niet geruster zijn geworden toen in februari 1947 De Sirene / Dagblad voor Oss en Omstreken meldde dat ‘Indische Republikeinen’ de Nederlandse soldaten nogal trefzeker onder vuur namen dankzij Nederlandse stafkaarten waarop alle militaire stellingen waren ingetekend.

Helemaal machteloos wilde de achterban echter niet toezien. ‘Wat gaat Oss doen voor zijn jongens in Indië?’ schreef daarom De Sirene op 3 maart 1947. Eerder waren er wel activiteiten ondernomen vanuit de parochies maar nu sloegen Het Katholiek Thuisfront en Band Nederland-Indië de handen ineen voor een grootschalig medeleven. Het was de bedoeling dat de band met thuisstad Oss nog eens extra zou worden aangehaald met een ‘pakketten-aktie’. Daarom werden er krantenabonnementen afgesloten voor de Oss soldaten en werden knipsels ingezameld om ‘onze jongens;’ op de hoogte te houden van wat er in Oss zoal gebeurde.  Regelmatig zouden die in ‘pakketten’, samen met brieven en ‘goede boeken’, verzonden worden. Om de kosten daarvoor te kunnen dragen, werd in Oss een loterij gehouden. Die boeken werden ingezameld door de kerken op verzoek van de aalmoezeniers van het leger. Het moesten wel stichtelijke boeken zijn die een compensatie konden vormen voor het in de rimboe vaak ontbreken van de wekelijkse preek en de mogelijkheid tot biechten.

Eveneens in maart kwam een militair uit Indië in de grote zaal van hotel Luijk aan de Spoorlaan vertellen hoe het overzee gesteld was. Deze officier had voor een serie lezingen speciaal verlof gekregen. Het werd uiteraard een positief verhaal over de omstandigheden van de militairen, de vele ontspanningsmomenten, de band met de plaatselijke bevolking en de (niet al te vreselijke) ziektegevallen daar in de tropen. Er was veel belangstelling voor zijn relaas dat de stemming in het thuisfront niet mocht bederven. Hoe erg het in Indië tijdens de Japanse bezetting was geweest en hoe nodig het was het Nederlandse gezag weer te herstellen, kwam de Osse missiepater H. van Erp vertellen die drieënhalf jaar had vastgezeten in het Japanse gevangenkamp Serawak op Borneo.

In de loop van 1949 kwam ‘onze jongens’ weer naar huis. In Oss werden nagenoeg allemaal aan een baan geholpen door de zogeheten Demobilisatieraad. Secretaris daarvan was de directeur van het arbeidsbureau P. Verkaart die bijgestaan werd door de katholieke en protestante kerken, door de Industriële Kring, de middenstanders, de vakbonden en de boeren. Zo zorgde Oss goed voor zijn Indiëgangers, voor ‘Piet van Daal, Wim van Geffen, Toon Timmermans en al die anderen’.

Eerder gepubliceerd in het Brabants Dagblad, 25 augustus 2015